Het zal niet voor elke lezer dagelijkse kost wezen, de wereld van het vastgoed, van banken, vennootschappen en aandeelhouders maar Dick Brongers gaat, ondanks de complexiteit van een groot aantal gebeurtenissen, geen detail uit de weg om te komen tot een zo zorgvuldig mogelijke en heldere beschrijving van (en oordeel over) het fenomeen Zwolsman (1912 – 1988).
Dat de wereld in de oorlogsjaren niet eenduidig was, is bekend. Brongers geeft duidelijk aan hoe de 30-jarige Zwolsman manoeuvreert tussen de SD en het verzet, hoe dun Zwolsman de lijn maakt tussen collaborateur en profiteur, hoe hij van de Sicherheitsdienst een eigen revolver krijgt en tegelijkertijd enorme bedragen overmaakt aan het verzet. Welke rol hij speelt binnen dat verzet: het leest allemaal bijna als een jongensboek.
En dan, na de oorlog, ontstaat ineens ‘de kwestie Zwolsman’. Eind 1945 wordt hij gearresteerd, er volgt een proces, hij wordt na elf (!) maanden gevangenis vrijgelaten; hij overleeft eind 1946 ternauwernood een bomaanslag en krijgt uiteindelijk in 1951 uit handen van Koningin Juliana een koninklijke onderscheiding. Maar ondanks dat laatste: wat blijft hangen zijn de termen , ‘onopgehelderd’ , ‘duister’ en ‘omstreden’ en die zullen hem tijdens zijn vele activiteiten in de vastgoedwereld blijven vergezellen.
In 1946 kent Den Haag een tekort aan 20.000 woningen en in het verzuilde Nederland stort de katholieke Zwolsman zich met zijn ‘Verenigde Aannemersbedrijven’ op de Haagse én landelijke wederopbouwmarkt, een markt die landelijk wordt geregisseerd door een KVP-minister van Wederopbouw en Volkshuisvesting. In zijn bestuur zitten de katholieke hooggeplaatsten van Nederland en Zwolsman floreert als bouwer en als makelaar. Bijzonder lucratief voor hem zijn de wat duurdere woningen die dankzij zijn ‘Zwolsman woningspaarbrief’ toch voor velen bereikbaar worden.
In Den Haag bouwt Zwolsman voor tien miljoen gulden het winkelcentrum aan de Leyweg, inclusief bioscoop, kerk, postkantoor en 300 woningen. Aan de Meppelweg verschijnen 500 woningen, hij bouwt in Rijswijk, Arnhem en Eindhoven. Als zijn dochter in 1965 trouwt in de Lourdeskerk op Scheveningen is de door hem betaalde kerktoren net opgeleverd. Zwolsman koopt het Gebouw van Kunsten en Wetenschappen, bouwt de Scheveningse Pier, krijgt het Kurhaus en de belendende hotels in handen, kortom: begin jaren ’60 is het Zwolsman imperium op zijn hoogtepunt.
Maar dan beginnen bestuurders, de journalistiek en bewoners van steden zich zorgen te maken: is Zwolsman niet ietwat megalomaan? Bijkomend argwaan leveren de branden op: in 1962 Hotel Rauch, in 1964 het Gebouw van Kunsten en Wetenschappen, in 1973 café-restaurant Boschlust, in 1974 landgoed Backershagen en in datzelfde jaar het Grand Hotel op Scheveningen.
Al lezend groeit de bewondering voor het werk van Brongers. En dan moet het REM-eiland, het plan NERVI, het Circustheater en het gedoe met de Scheveningse erfpacht nog komen in het boek. Schitterend hoe Brongers te werk gaat.
Zijn epiloog eindigt met: “Waar anderen op zoek gingen naar de luwte, zocht Zwolsman de media en vooral de spotlights. In het verblindende licht daarvan bleek uiteindelijk dat ‘Reinder de Eerste’ een keizer zonder kleren was.”
Reinder Zwolsman – Een omstreden fenomeen in het Nederlands vastgoed, Dick Brongers, 352 pag, €29,90, Uitg Boom, ISBN 978 9024 466252