Papaverhof 100 jaar modern

De bussen met Japanse architecten en Amerikaanse stedenbouwkundigen kunnen het maar moeilijk vinden. Verscholen achter de diagonale Azaleastraat-Goudsbloemlaan en een duister poortje aan het Goudenregenplein is de verrassing des te groter. Plotseling staan ze oog in oog met witgepleisterde huizen rondom een prachtige groene hof.

Het ontwerp stamt uit 1919, pal na de Eerste Wereldoorlog. De woningnood was groot, het materiaal schaars, de grond duur en vaklieden waren moeilijk te krijgen. Het was dus zaak zo economisch mogelijk te bouwen. De woningen moesten betaalbaar zijn voor de beoogde doelgroep, nl. de ‘middenstand’ waaronder niet alleen winkeliers maar ook onderwijzers, ambtenaren en zelfs academici werden verstaan.

Slimme oplossingen
Het bijna onverenigbare wensenpakket – goed, groen en goedkoop – werd voorgelegd aan de architect Jan Wils (1891-1972), op voorspraak van zijn ex-werkgever Berlage die samen met o.a. het gemeenteraadslid Drees het bestuur van de opdrachtgevende woningbouwvereniging Daal en Berg vormde. Wils plaatste blokjes van twee woningen verspringend rug aan rug, zodat geen ruimte verloren ging aan achtertuinen. Per woning was daardoor een bijna vierkante kavel van slechts 110 m2 nodig, inclusief de tuin en de vrije zij-ingang. Bovendien kon tussen de blokjes door daglicht binnenkomen in de keuken en een slaapkamer van de achtergelegen woningen.

Wooncomfort
Niet alleen de stedenbouwkundige opzet van het totale complex maar ook de individuele huizen zijn goed doordacht. De ingang aan de zijkant maakt het mogelijk de ruime kamers, met woon/eetkamer in één, keuken en badkamer op een praktische manier rond een portaal te groeperen, zonder inefficiënte lange gangen. Wils introduceerde ook allerlei nieuwigheden om het wooncomfort te vergroten. De grote ramen in de erker konden in de spouwmuur wegzakken (vroeger kon dat ook in de tram). Boven de erker zitten klapraampjes voor extra licht en ventilatie. Het doorgeefluik tussen de keuken en de woonkamer bespaart geloop.

Baksteen of beton
Het was aanvankelijk de bedoeling te bouwen in sintelbeton, met slakken uit de vuilverbranding in plaats van grind. Het zojuist uitgevonden materiaal was goedkoper, de bouwtijd korter en de behoefte aan geschoolde vaklieden kleiner. Strakke betonmuren pasten bovendien beter in de monumentaal-plastische architectuur die de modernisten voor ogen hadden. Maar dat viel tegen. Toen de muren van de parterre van de eerste 32 huizen waren gestort, moesten die worden gerepareerd en deels vervangen door gewoon beton. De tweede bouwlaag en alle volgende 36 woningen zijn daarna alsnog in baksteen uitgevoerd. Om visueel toch één geheel te realiseren, zijn alle betonnen en bakstenen huizen gepleisterd. Wat nu een welbewuste keus voor een architectonisch beeld lijkt, is dus mede het resultaat van kostbare vergissingen.

Het boek
Auteur Marcel Teunissen besteedt ook royaal aandacht aan de snelle ontwikkeling van Den Haag na de Eerste Wereldoorlog, de andere bouwwerken van Wils (o.a. de ‘Chinese Muur’ en het Olympisch stadion), en de relatie met verwante kunst- en architectuurstromingen. Het verzorgde boek is in liggend formaat uitgevoerd.

De Papaverhof van Jan Wils, Marcel Teunissen e.a., uitg. NAI010, 128 blz., € 29,95, ISBN 978-94-6208-393-6.

René Vlaanderen

Papaverhof 100 jaar modern