Als je door de Torenstraat loopt, over het Kerkplein of rond de Grote of Sint-Jacobskerk, realiseer je je niet dat onder je voeten de resten liggen van duizenden Hagenaars. Van de late 13e eeuw tot aan 1681 was dit gebied met een relatief kleine oppervlakte van 3.000 vierkante meter de belangrijkste Haagse begraafplaats.
In 2017 werd het gebied rondom de kerk heringericht. Tramrails, ondergrondse leidingen, verlichting: alles ging op de schop. Die werkzaamheden zouden ook de graven aantasten en de stadsarcheologen zagen bij de herinrichting hun kans schoon te onderzoeken hoe de doden werden begraven en om wat voor mensen het ging. Het onderzoek leidde onder andere tot de publieksvriendelijke, archeologische uitgave ‘Graven onder de Haagsche Toren’, die afgelopen november verscheen.
Vooraanstaande Haagse burgers konden hun familieleden tot 1829 begraven binnen de kerkmuren. Een groot aantal grafzerken ligt (of hangt) nog in de kerk. Als monument, want de zerken liggen niet meer op de oorspronkelijke plaats. Het is gissen waar precies de beenderen van Antonie Duyck, Gerrit van Assendelft of zelfs die van Constantijn Huygens liggen.
De tienduizenden minder gefortuneerde Hagenaars kwamen tot 1681 op het kerkhof te liggen, net buiten de kerkmuren. Met de voeten naar het (zuid)oosten en vaak vier lagen op elkaar. Ook hen was eeuwige rust niet gegund. Veel beenderen verdwenen na verloop van tijd in een gezamenlijke knekelplaats: door ruimtegebrek, door uitbreidingen van het kerkgebouw of door huizenbouw er omheen. Schilderijen uit 1650 laten zien dat een deel van het kerkhof toen al werd gebruikt als vismarkt.
De stadsarcheologen onderzochten 95 skeletten, alle uit de periode 1480-1680, op fysieke kenmerken. Daarbij viel meteen op dat veel doden de volwassen leeftijd nog niet hadden gehaald. En slechts een enkeling was vijftig jaar of ouder geworden. Menig skelet vertoonde verschijnselen van rachitis; van de minderjarigen had een op de vier deze aandoening. Een deel van de bevolking leed ook aan de ‘Engelse ziekte’, ofwel syfilis. Vervolgens stelden de archeologen bij een aantal skeletten tumoren in het hoofd vast. Tandheelkundige zorg bleef beperkt tot het trekken van tanden en kiezen. Slechts een enkel gebit was nog volledig. Daarentegen staat: gaatjes in de tanden kwamen niet voor, want dat was iets van later eeuwen: suiker was in de 16e en 17e eeuw immers nog een luxeproduct.
Graven onder de Haagsche Toren – Opgravingen van het kerkhof rond de Grote Kerk, Monique van Veen, Evert van Ginkel en Andjelko Pavlovic. Uitgeverij De Nieuwe Haagsche, in samenwerking met Gemeente Den Haag, 2021, 92 blz., € 13,50. ISBN 978-94-6010-104-5
Piet Vernimmen