Ruim tien jaar geleden heeft Defensie de Commandopost Clingendael overtollig gesteld. Het Rijksvastgoedbedrijf moet dan volgens de huidige regelgeving de bunker, ooit bedoeld als schuilplaats voor nazileider Seyss-Inquart, verkopen. Maar hoe en aan wie?
Arthur Seyss-Inquart woonde tijdens de Duitse bezetting op landgoed Clingendael. Om zich tegen luchtaanvallen te beschermen, gaf hij in 1942 de opdracht om op 400m van zijn huis een schuilplaats te bouwen. Hiervoor had Seyss-Inquart een eigen bouworganisatie die een van de meest opzienbarende bunkers uit die tijd maakte. Daarna diende het tijdens de Koude Oorlog als commandopost voor het Nederlandse leger. Niet alleen in bouwhistorisch opzicht is deze bunker, die moest lijken op een garage, belangrijk erfgoed. Ook qua gebruikshistorie gaat het om een bijzonder bouwwerk; het had zijn functie tijdens WOII én tijdens de Koude Oorlog. Sinds 2015 is Commandopost Clingendael een Rijksmonument. Er zijn inmiddels uitvoerige cultuurhistorische onderzoeken uitgevoerd die de geschiedenis en de monumentale waarden van het complex inzichtelijk hebben gemaakt.