Opnieuw doet het Rijksvastgoedbedrijf in opdracht van het Ministerie van Algemene Zaken een poging om tijdelijk portocabins te realiseren op het terrein van het Catshuis. Dat is kennelijk nodig om ambtenaren te huisvesten. Er ligt daartoe inmiddels een aanvraag voor een omgevingsvergunning bij de gemeente Den Haag. Maar die is met geheimzinnigheid omgeven. De antwoorden van de verantwoordelijke wethouder op vragen vanuit de fractie van de Haagse Stadspartij over deze omgevingsvergunning laten zien dat ook de gemeente geen informatie over de inhoud en reikwijdte van de aanvraag kan of mag verschaffen, laat staan dat omwonenden zijn geïnformeerd. Het argument om geen openheid van zaken te geven berust op het aspect “veiligheid”; van of voor wie of wat blijft volstrekt onduidelijk. Opnieuw gealarmeerd door een dreigende aantasting van de omgeving van het Catshuis is inmiddels uitvoerig bezwaar aangetekend tegen deze vergunning en de gevolgde procedure door enkele organisaties, zoals de Bomenstichting, S.O.S. Den Haag en de Vrienden van Den Haag.
Sinds 2021 – toen de voltallige gemeenteraad zich uitsprak tegen de komst van tijdelijke huisvesting van ambtenaren – is de situatie daar niet wezenlijk veranderd, tenzij de portocabins bestemd zijn voor de volgens jaar te houden NAVO-top. Nog steeds ligt het Catshuis in een beschermd stadsgezicht (Zorgvliet) en nog steeds staat een deel van het nabijgelegen kantoorpand aan de Johan de Wittlaan gedeeltelijk te huur. Wat wel is veranderd dat er inmiddels een nieuw kabinet is aangetreden dat wat vaker in het Catshuis bijeenkomt, terwijl sinds kort de minister-president en zijn staf tijdelijk in het Ministerie van Binnenlandse Zaken zijn gehuisvest. Waarom de discussie over de bouw van portocabins in de tuin van het Catshuis nu opnieuw moet worden overgedaan is raadselachtig. Het verzet daartegen is niet veranderd, de oorspronkelijke argumenten daartegen gelden nog steeds.
Robbert Coops & Peter Drijver