Met gids Gerard van der Bijl maakten we voor de tweede keer een wandeling langs literaire sporen in ReVa, oftewel het Regentesse- enValkenboskwartier. Startpunt was ook nu weer het pand van WijWeimar, het kloppend hart van de buurt op de hoek van Weimarstraat en Noorderbeekdwarsstraat.
Die Weimarstraat wordt binnenkort opnieuw ingericht. De straat heeft in haar meer dan honderdjarige geschiedenis al vele metamorfoses ondergaan. J.J. Voskuil loopt in Het Bureau, deel 5, in 1980, door de straat met het toen nieuwe rijwielpad en noemt het een aardige straat met aardige winkels, een dorpse straat op zaterdagochtend in een kleine stad.
In de Fultonstraat staat het geboortehuis van Mensje van Keulen. In Olifanten op een web haalt ze herinneringen op. Hoofdpersoon Willem Bleeker uit haar eerste roman Bleekers zomer doet een vergeefse poging om zich te ontworstelen aan zijn burgermansbestaan, en keert aan het eind van het boek weer naar huis terug en stapt uit bij de halte Beeklaan van tram 12.
Op de hoek van de Edisonstraat met de Beeklaan zat ooit een filiaal van Manufacuren-, Bedden- en Tapijthandel De Zon. Michel van der Plas, pseudoniem van Ben Brinkel, schreef een gedicht over de klanten.
J.J. Voskuil omschrijft in Het Bureau de lange smalle Haagse straten hier in de buurt als een smalle besloten koker voor nette kleine burgers die hier leven in het goed vertrouwen dat ze door de dood vergeten zouden worden. Dat gevoel heeft hij nog sterker in de Galileïstraat.
In de Copernicusstraat heeft Cornelis Spoelstra, beter bekend als A. den Doolaard, zijn jonge jaren doorgebracht. Na het succes van De Druivenplukkers, zijn eerste roman, kon hij eindelijk gaan reizen en schrijven. In diezelfde Copernicusstraat werd Pim Hofdorp (ook een pseudoniem) geboren, bekend geworden door zijn Haagse politieromans met in de hoofdrol commissaris Aremberg. Elk boek speelde zich in één wijk af, met herkenbare locaties en veel historie door het verhaal gestrooid, zoals Vampiers van Valkenbos.
De Columbusstraat is mieters, vooral ’s avonds na het eten. Dat zei hoofdpersoon Maarten Koning, alter ego van J.J. Voskuil, in Bij nader inzien, Voskuils eerste roman, uit 1964.
Op de Conradbrug wordt de hoofdpersoon uit Proefspel, een verhaal van van F.B. Hotz, bijna van zijn fiets geblazen door een perfecte open zeebries.
De nog zeer jonge Ferdinand Bordewijk wordt rond 1895 op de Conradkade door wijkagent Dikkie aangehouden omdat hij achterop het treinstel van de groententrein hangt. Jaren later wordt Jan Siebelink door de politie staande gehouden als hij het pand aan de Suezkade observeert waar hij zijn hoofdpersoon uit de roman Suezkade laat wonen.
Kees van Kooten beschrijft zijn ervaringen als krantenjongen van Het Binnenhof (Suezkade...) waarbij hij ’s winters op het dichtgevroren Verversingskanaal door het ijs gezakte kinderen redt.
Pim Hofdorp bezingt het fraaie uitzicht vanaf de Weimarbrug, maar Mensje van Keulen ziet lijken drijven in het kanaal (‘ik weet het zeker’). Alfred Birney doet in zijn Dagboek verslag van zijn bezoek aan het Japanse winkeltje in de Weimarstraat.
We eindigen op het Regentesseplein, decor en de eigenlijke hoofdpersoon van Het plein in zon en regen, een roman van Jaqueline Reyneke van Stuwe, die jarenlang met haar zus Jeanne en diens echtgenoot Willem Kloos op de Regentesselaan woonde. In de Proloog schrijft ze dat ze beurtelings van de omringende huizen de vensters zal openen en de deuren ontsluiten, ’opdat ge kunt zien wat zich daar achter de muren afspeelt’.
We nemen nog even een afzakkertje in café Emma. Volgens Pim Hofdorp was Nederland, en vooral Den Haag, in de oorlog 14-18 een brandpunt van spionageactiviteiten. Nergens kwamen volgens hem zoveel agenten en spionnen bijeen als juist in café Emma. Nu maakt ook café Emma zich, getuige de oranje versieringen, op voor het EK voetbal.
We hadden geluk met het weer, dat wel guur en regenachtig was, maar we zaten een beetje tussen de grote buien in.