Wat hebben we genoten vrijdagmiddag 16 juni van de excursie in het Buitenmuseum, drie museumhuizen naast elkaar.
De groep werd in de tuin ontvangen met koffie, thee en water en kletskoppen. Wat een genot bij dit weer! Die ‘klets’koppen had onze gids Jan echt niet nodig. Die kon zo leuk vertellen dat we 1,5 uur aan zijn lippen hebben gehangen.
De andere groep werd gegidst door Theo, lid van de Vrienden en vrijwilliger in het museum.
De groep van Jan ging eerst naar het Paulus Potterhuis, waar de replica van de stier een prominente plek inneemt. Paulus Potter, de beroemdste veeschilder uit de Gouden Eeuw, schilderde dit werk van 2,3 bij 3,3 meter in 1647, toen hij 21 jaar oud was. Het schilderij werd door stadhouder Willem V meegenomen naar Parijs, waar het tot 1815 in het Louvre heeft gehangen. Het origineel hangt nu in het Mauritshuis.
De stier zit anatomisch heel slecht in elkaar. De hals en de horens zijn van een jonge stier en de schouders en het gebit van een oude stier. Dit komt omdat Potter nog niet in de open lucht kon schilderen, de verftubes werden pas in 1841 uitgevonden. Het doek is later door hem aan beide kanten vergroot. Je ziet de naden nog lopen. Er staan ongeveer 100 dieren op dit schilderij.
De enige persoon op het doek is Teun, de man die op het Leesplankje van Hoogeveen staat. Rechts op het doek zie je nog de kerktoren van Rijswijk.
Er hangen in deze kamer ook portretten van Frederik Hendrik en Amalia van Solms. Zij waren hier vaak op bezoek, omdat ze contact hadden met paleizenbouwer Van Balckeneynde, de buurman van Potter. Het plafond in deze kamer is afkomstig uit de Zweedse ambassade. De schilderingen daarop zijn gemaakt door Van Stortenbeker. Mijnheer Voorhoeve, de eigenaar van het pand, heeft ze van de sloop gered.
In het huis van Jan van Goyen, het woonhuis en atelier van Van Goyen, schilderde hij onder meer het gezicht op ’s Gravenhage uit 1650, gezien vanuit het kasteeltje de Binckhorst. Het origineel hangt in het Haags Historisch museum. Op het doek (zijn grootste werk) kun je het wapen van Den Haag zien, de ooievaar. Deze ooievaars waren in die tijd in de buurt van de vismarkt de grote opruimers van het afval van die markt. Ze werden gekortwiekt en in kooien opgesloten en aan het eind van de dag losgelaten om de boel op te ruimen.
Ook Jan Steen (de schoonzoon van Jan van Goyen) heeft hier gewerkt. Hier schilderde hij zijn bekendste werk ‘Het huishouden van Jan Steen’. Hij schilderde zijn hele familie op dit doek. Het huis had een mooie eetkamer en een slaapkamer met vrij grote bedstee.
Jan legde ook uit waar het gezegde ‘wijn op bier geeft plezier’ vandaan komt. Iedereen in die tijd dronk bier, maar kon je wijn drinken dan betekende je wat. Dan had je aanzien! ‘Bier op wijn geeft venijn’ was slecht, omdat je dan teruggevallen was naar de gewone man!!
Het derde huis is het Van Balckeneynde Huis uit 1639. Hier woonde Claes van Balckeneynde, bouwer van het Catshuis en Haagse paleizen. Hij was de schoonvader van Paulus Potter. De keuken is een juweeltje. Er staat een heel oud fornuis dat eenmaal per jaar nog wordt gebruikt, als mijnheer Voorhoeve voor de vrijwilligers kookt. Verder heeft het huis een mooie bibliotheek, een salon en een prachtige tuin. Er was ook een oud houten apparaat om de ramen te wassen op de 1e etage. Je kon hiermee namelijk het water ophoog pompen.
Werkgroep Activiteiten